Tangpantserjuffer | Emerald Damselfly
Levenswijze
Karakteristieke soort van mesotrofe milieu's, zoals heideplassen, moerassen, leemkuilen en bij uitzondering ook in duinplassen. Volgens Moore (1980) komt ze in Engeland en Ierland vooral voor in moerasachtige, niet zeer zure, biotopen in de buurt van de zee; op deze plaatsen werd ze vaak samen met Sympetrum sanguineum verzameld. De larven houden zich op tussen waterplanten, waar ze onbeweeglijk op buit loeren. Door hun groene kleur met bruine vlekkentekening zijn ze goed gecamoufleerd. Ze houden hun grote, brede kieuwbladen in het verlengde van het lichaam gestrekt, maar het middelste kieuwblad wordt in een hoek van 45º omhoog gericht gehouden. Ze leven van klein dierlijk voedsel en ook kannibalisme is waargenomen.
Vliegtijd
In Nederland van eind mei/ begin juni tot begin september, het meest in augustus, de mannetjes iets eerder dan de wijfjes.
Verspreiding
In Nederland op de pleistocene gronden in het oosten, midden en zuiden van het land; sporadisch op de Waddeneilanden, en werd de soort aangetroffen inde Botanische tuin van Haren (zie ook Brantjes, 1980). Kan plaatselijk in grote aantallen voorkomen om daarna in andere jaren geheel verdwenen te zijn. De soort gaat relatief en absoluut achteruit door verlies aan biotoop, maar is waarschijnlijk algemener dan gemelde vondsten suggereren.
Oisterwijk | Mei 2020
Karakteristieke soort van mesotrofe milieu's, zoals heideplassen, moerassen, leemkuilen en bij uitzondering ook in duinplassen. Volgens Moore (1980) komt ze in Engeland en Ierland vooral voor in moerasachtige, niet zeer zure, biotopen in de buurt van de zee; op deze plaatsen werd ze vaak samen met Sympetrum sanguineum verzameld. De larven houden zich op tussen waterplanten, waar ze onbeweeglijk op buit loeren. Door hun groene kleur met bruine vlekkentekening zijn ze goed gecamoufleerd. Ze houden hun grote, brede kieuwbladen in het verlengde van het lichaam gestrekt, maar het middelste kieuwblad wordt in een hoek van 45º omhoog gericht gehouden. Ze leven van klein dierlijk voedsel en ook kannibalisme is waargenomen.
Vliegtijd
In Nederland van eind mei/ begin juni tot begin september, het meest in augustus, de mannetjes iets eerder dan de wijfjes.
Verspreiding
In Nederland op de pleistocene gronden in het oosten, midden en zuiden van het land; sporadisch op de Waddeneilanden, en werd de soort aangetroffen inde Botanische tuin van Haren (zie ook Brantjes, 1980). Kan plaatselijk in grote aantallen voorkomen om daarna in andere jaren geheel verdwenen te zijn. De soort gaat relatief en absoluut achteruit door verlies aan biotoop, maar is waarschijnlijk algemener dan gemelde vondsten suggereren.
Oisterwijk | Mei 2020