Woelmuis [ Bank Vole ]
De rosse woelmuis (kop-romplengte 80-135 mm en gewicht 12-40 g) is gemakkelijk te herkennen aan haar rossige vacht, de duidelijk zichtbare oorschelpen en de relatief grote ogen. Ze heeft, in vergelijking met de andere woelmuizen, een vrij lange, tweekleurige staart (lengte 35-72 mm, 35 tot 60 % van de kop-romplengte).
Biotoop en voedselkeuze
De rosse woelmuis heeft een voorkeur voor loofbossen met een dichte ondergroei, maar kan in zeer uiteenlopende biotopen leven als er voldoende bodembedekking is en er een paar bomen of struiken in de buurt zijn. De rosse woelmuis komt in Vlaanderen in grote aantallen voor in beukenbestanden met ondergroei en in populierenbossen, maar kan ook aangetroffen worden in naaldbossen met een voldoende ontwikkelde struiklaag, jonge bosaanplanten, rietvelden, parken en tuinen, ... Het is hierbij belangrijk dat de bodem voldoende vochtig is en dat er een goed ontwikkelde humuslaag aanwezig is. De rosse woelmuis kan zeer goed klimmen en tot enkele meter hoog in bomen worden aangetroffen. Ze verplaatst zich zowel via haar gangensysteem als boven de grond, waarbij ze bij voorkeur in de beschutting blijft en open plaatsen vermijdt.
Het voedsel van de rosse woelmuis bestaat grotendeels uit groene plantendelen en zaden. De verhouding tussen beide kan doorheen het jaar en ook van jaar tot jaar sterk schommelen, afhankelijk van het aanbod. Verder worden ook vruchten en paddenstoelen gegeten. Het aandeel dierlijk voedsel, waaronder insecten, kikkers, eieren, jonge vogels en muizen, is hoger tijdens het voortplantingsseizoen, wanneer de vrouwtjes een hoge energie- en eiwitbehoefte hebben. De rosse woelmuis legt regelmatig voedselvoorraden aan in boomholten, onder boomstronken of in oude vogelnesten.
Verblijfplaatsen
De rosse woelmuis maakt een gangenstelsel dat maar een paar centimeter onder de oppervlakte loopt. De gangen worden gebruikt als eetplaats en om voorraden op te slaan. Het nest wordt aangelegd in een verbrede gang en bekleed met mos of bladeren. Nesten worden ook vaak bovengronds aangelegd. Aangezien de rosse woelmuis goed kan klimmen, kunnen nest en/of voorraadplaatsen zich ook in boomholtes of nestkasten bevinden.
Biotoop en voedselkeuze
De rosse woelmuis heeft een voorkeur voor loofbossen met een dichte ondergroei, maar kan in zeer uiteenlopende biotopen leven als er voldoende bodembedekking is en er een paar bomen of struiken in de buurt zijn. De rosse woelmuis komt in Vlaanderen in grote aantallen voor in beukenbestanden met ondergroei en in populierenbossen, maar kan ook aangetroffen worden in naaldbossen met een voldoende ontwikkelde struiklaag, jonge bosaanplanten, rietvelden, parken en tuinen, ... Het is hierbij belangrijk dat de bodem voldoende vochtig is en dat er een goed ontwikkelde humuslaag aanwezig is. De rosse woelmuis kan zeer goed klimmen en tot enkele meter hoog in bomen worden aangetroffen. Ze verplaatst zich zowel via haar gangensysteem als boven de grond, waarbij ze bij voorkeur in de beschutting blijft en open plaatsen vermijdt.
Het voedsel van de rosse woelmuis bestaat grotendeels uit groene plantendelen en zaden. De verhouding tussen beide kan doorheen het jaar en ook van jaar tot jaar sterk schommelen, afhankelijk van het aanbod. Verder worden ook vruchten en paddenstoelen gegeten. Het aandeel dierlijk voedsel, waaronder insecten, kikkers, eieren, jonge vogels en muizen, is hoger tijdens het voortplantingsseizoen, wanneer de vrouwtjes een hoge energie- en eiwitbehoefte hebben. De rosse woelmuis legt regelmatig voedselvoorraden aan in boomholten, onder boomstronken of in oude vogelnesten.
Verblijfplaatsen
De rosse woelmuis maakt een gangenstelsel dat maar een paar centimeter onder de oppervlakte loopt. De gangen worden gebruikt als eetplaats en om voorraden op te slaan. Het nest wordt aangelegd in een verbrede gang en bekleed met mos of bladeren. Nesten worden ook vaak bovengronds aangelegd. Aangezien de rosse woelmuis goed kan klimmen, kunnen nest en/of voorraadplaatsen zich ook in boomholtes of nestkasten bevinden.