Koolmees [ Great Tit]
Veldkenmerken. 14 cm. Grootste algemene mees. Kop zwart met wittewangen, bovendelen groen, onderdelen geel met brede zwarte streep vankeel tot op onderstaartdekveren, vleugels groenblauw met witte vleugelstreep en witte punten aan tertials, staart zwartblauw met witte buitenste pennen, stevige zwarte snavel. Kleine gelige vlek in nek doet aanZwarte Mees denken, maar bij deze is de vlek veel groter en witter. Mannetje heeftbredere zwarte band over buik dan vrouwtje; juveniel alsadult maar doffer. Fourageert veel op de grond en in lagere delen van bomen en struiken. Broedt veel in nestkasten in nabijheid van mensen.
Geluid. Zeer variabel. Roep onder andere ’wiet’, tsjurrr’, ’pink’ (als Vink), ’tietja’, etc. Zang herhaald ’tie tie tèè’ en variaties hierop.
Voorkomen. Talrijk. Standvogel, maar noordelijke populaties trekkenzuidwaarts in de winter.
Habitat. Diverse bossige en halfopen gebieden, zoals loof- en gemengdebossen, parken, tuinen, etc. Op trek ook in geïsoleerde bosjes, zoalsPimpelmees.
Voedsel. Ongewervelden, vruchten en zaden.
Geluid. Zeer variabel. Roep onder andere ’wiet’, tsjurrr’, ’pink’ (als Vink), ’tietja’, etc. Zang herhaald ’tie tie tèè’ en variaties hierop.
Voorkomen. Talrijk. Standvogel, maar noordelijke populaties trekkenzuidwaarts in de winter.
Habitat. Diverse bossige en halfopen gebieden, zoals loof- en gemengdebossen, parken, tuinen, etc. Op trek ook in geïsoleerde bosjes, zoalsPimpelmees.
Voedsel. Ongewervelden, vruchten en zaden.