Bruine Korenbout | Scarce Chaser
Omschrijving
Lichaam langgerekt ovaal met breed plat abdomen, behaard en met opvallende grote dorsale doornen op abdomen. Lengte 21 tot 25 mm, breedte 7 mm.
Kop
Van boven gezien vierhoekig, ogen knopvormig. Masker kort en breed, reikend tot eerste à tweede pootpaar. Prementum met setae gerangschikt in zes groepen: op binnenzijde aan weerszijden drie lange setae gevolgd door twee tot vijf korte setae, in de mediaan eindigend in een veldje van circa tien korte setae.
Levenswijze
De larven leven diep ingegraven in modder en bezinksel van langzaam stromende beken, riviertjes, zwak stromende sloten en in leem plassen.
Vliegtijd
In Nederland gewoonlijk van eind mei tot in juli.
Verspreiding
In Nederland een vrij schaarse soort die vroeger verspreid was over het zuiden, oosten en midden van het land. Hoewel de soort nooit algemeen is geweest, is er de laatste decennia toch een duidelijke afname van het aantal vondsten te constateren. Ook nu wordt ze zo nu en dan in aantal waargenomen op plaatsen, waar ze voordien niet is gevonden, zoals in het Gooi (Scholten, 1979). Nu met name bekend uit de omgeving van Deventer en de laagveen achtige gebieden in de Vechtstreek en de Wieden/Weerribben.
Lichaam langgerekt ovaal met breed plat abdomen, behaard en met opvallende grote dorsale doornen op abdomen. Lengte 21 tot 25 mm, breedte 7 mm.
Kop
Van boven gezien vierhoekig, ogen knopvormig. Masker kort en breed, reikend tot eerste à tweede pootpaar. Prementum met setae gerangschikt in zes groepen: op binnenzijde aan weerszijden drie lange setae gevolgd door twee tot vijf korte setae, in de mediaan eindigend in een veldje van circa tien korte setae.
Levenswijze
De larven leven diep ingegraven in modder en bezinksel van langzaam stromende beken, riviertjes, zwak stromende sloten en in leem plassen.
Vliegtijd
In Nederland gewoonlijk van eind mei tot in juli.
Verspreiding
In Nederland een vrij schaarse soort die vroeger verspreid was over het zuiden, oosten en midden van het land. Hoewel de soort nooit algemeen is geweest, is er de laatste decennia toch een duidelijke afname van het aantal vondsten te constateren. Ook nu wordt ze zo nu en dan in aantal waargenomen op plaatsen, waar ze voordien niet is gevonden, zoals in het Gooi (Scholten, 1979). Nu met name bekend uit de omgeving van Deventer en de laagveen achtige gebieden in de Vechtstreek en de Wieden/Weerribben.